Zo rond de feestdagen is het even bedenken waar ik over zal schrijven en er komt eigenlijk maar één ding bij me naar boven. Dat is dat ik best graag eens zou willen schrijven over het feit dat ik zo’n mooi en dankbaar vak heb. Dat ik het een voorrecht vind dat ik dit vak mag doen. Bij mij was het niet zo dat ik al van jongsaf aan dierenarts wilde worden. Ik had, voordat ik met de studie begon, ook nog nooit met een dierenarts mee gelopen.

Ik durfde dat helemaal niet te vragen, was veel en veel te verlegen en keek erg op tegen artsen ed. Ik ben opgegroeid in Amsterdam, in een oud grachtenhuis 3 hoog, aan de rand van de Jordaan. De enige huisdieren die mijn broers en ik mochten hebben waren witten muizen. Die ontsnapten echter na een paar weken. Mijn ouders hadden geen behoefte aan en ook geen geld voor andere huisdieren.  Met een krantenwijkje kon ik als puber net de buitenritten te paard betalen die ik 1x per week genoot in het Amsterdamse bos. Ik kreeg dan geen les (dat was te duur) maar kreeg een paard mee, klom erop en kon er net de hele rit op blijven zitten. Hele verhalen schreef ik over paarden in mijn dagboek. Ook droomde ik over het hebben van een hond, het liefst een Duitse Herder. In de jeugdboeken die ik las was dat type hond altijd de held, intelligent en ongelofelijk trouw aan zijn baasjes. Zo’n hond wilde ik ook wel.

Toen we naar Hilversum verhuisden  kreeg ik uiteindelijk mijn eerste hond op mijn 15e verjaardag. Dierenarts kosten waren te duur en ik kan mij nog goed herinneren hoe boos mijn ouders waren toen ik met mijn hondje naar de dierenarts was geweest vanwege een afgebroken nageltje. Opvoedingscursussen waren in die tijd ook niet zo gebruikelijk met als gevolg dat de opvoeding van Iwan, mijn eerste hond, niet echt goed uit de verf kwam. Hij liep heel vaak weg en luisterde niet als ik hem riep. Hij kwam gewoon niet. Mijn vader moest hem dan weer ophalen met de auto, daar sprong hij namelijk altijd graag in. Vele malen dreigde mijn vader dan ook om maar gelijk door te rijden naar het asiel, om van hem af te zijn. Pedagogisch niet echt verantwoord maar gelukkig is het nooit gebeurd.

Al met al waren mijn liefde voor dieren en daarnaast mijn belangstelling voor de geneeskunde, de belangrijkste redenen om mij op te geven voor de studie Diergeneeskunde. Maar er was een loting… en ik lootte 2x uit. Ik heb nog heel even als alternatief de studie Wiskunde gevolgd, maar dat was toch niet mijn ding hoewel ik erg goed in wiskunde was op de middelbare school. Gelukkig werd ik de 3e keer ingeloot en heb daarna met veel plezier de studie gevolgd. Genoten heb ik van het studentenleven maar ik was niet de meest gemotiveerde student. Veel colleges heb ik nooit gevolgd en vaak ging ik met de hakken over de sloot over. Niet omdat ik de stof niet aan kon maar omdat ik veel te weinig studeerde. Medestudenten hebben zich vast wel eens geërgerd aan mijn lakse studeergedrag en hebben ook zeker gedacht dat ik nooit een goede dierenarts zou worden. Maar de omslag kwam tegen de tijd dat we coschappen konden gaan lopen, dat boeide me enorm en ik werd voor het eerst fanatiek. Eenmaal als jonge dierenarts aan het werk heb ik onze vrienden verbaasd doen staan door mijn gedrevenheid. Dag en nacht was ik, eerst in loondienst en later in onze eigen dierenkliniek, aan het werk. Doordat ik zo met mijn vak bezig was heb ik ontzettend veel geleerd. Dat het beter is om naast je werk ook een goed sociaal leven op te bouwen, werd mij wel verteld maar het is soms moeilijk om het roer om te gooien als je eenmaal een bepaalde manier van leven hebt. Niettemin ben je nooit te oud om ook hierin te leren. 

Het meeste plezier beleef ik aan het feit dat ik 9 jaar geleden besloot om alleen fretten te gaan behandelen. Een bijzondere beslissing omdat ik tijdens mijn studie geen goed woord over had voor dierenartsen die bezig waren met “bijzondere dieren”. Dat waren “geitenwollen sokken” figuren die in mijn ogen maar een beetje aanrommelden. Die mening heb ik wel herzien. Dierenartsen die zich bezig houden met de geneeskunde van bijzondere dieren zijn meestal erg gemotiveerd en proberen te roeien met de riemen die ze hebben. Vaak is er maar weinig onderzoek gedaan bij deze dieren en speelt de persoonlijk opgedane ervaring en verkregen kennis een belangrijke rol in hun handelswijze. 

Dat ik mij in de diergeneeskunde van fretten wilde en kon bekwamen was toeval. Ik had een referaat over de ziekten bij de fret geschreven aan het einde van mijn studie. Daarmee was ik gelijk de eerste dierenarts die tenminste iets wist over deze dieren. Het referaat is later uitgegeven als een soort boekje en het was voor vele collegae jarenlang een leidraad. 

Ik beleef nog elke dag heel veel plezier aan mijn vak. Ik hou van fretten, ik bewonder hun aard, hun sensitiviteit, hun speelsigheid, hun nieuwsgierigheid, het vertrouwen dat ze hebben in de mens. Met fretten kun je communiceren op een ander niveau. Ik ben niet heel erg spiritueel begaafd maar de meest fretten eigenaren zullen begrijpen wat ik bedoel.  Ik ben ook heel erg blij met mijn klanten, de fretteneigenaren. Ik verkondig altijd dat ik de leukste klanten van de dierenkliniek heb.  Fretteneigenaren, althans degenen die veel plezier beleven aan hun dieren, zijn meestal sensitieve personen. Zij hebben een klik met de gevoelige karakters van de fret. Dat maakt dat zij ook veel over hebben voor hun huisdier en dat ik als dierenarts vaak veel onderzoek mag doen ondanks de hoge kosten die dat soms met zich meebrengt. Het is een voorrecht dat ik elke dag weer getuige mag zijn van de hechte band die er is tussen een fretje en zijn eigenaar. Ik heb een prachtig vak!

Graag wil ik besluiten met een uitspraak die ik onlangs hoorde uit de mond van de zangeres Chi Coltrane: “Iemand die nooit van een dier heeft gehouden heeft een bepaald deel van zijn ziel niet ontwikkeld”.  

Lees meer over Hanneke Moorman-Roest